Vrijstelling bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid op werven bij werken in onroerende staat
Werkgevers die werken in onroerende staat uitoefenen in de zin van de BTW-wetgeving kunnen onder bepaalde voorwaarden genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
Het gaat niet enkel om werkgevers uit de bouwsector (PC 124), maar ook om werkgevers uit de sectoren hout en stoffering (PC 126), metaal (PC 111), schoonmaak (PC 121), tuinaanleg (PC 145.04) en elektriciens (PC 149.01).
1. Welke voorwaarden moeten worden vervuld?
- Werven: het werk moet ‘op locatie’ worden uitgevoerd.
- In ploegen: het werk moet verricht worden in één of meerdere ploegen van minstens twee personen. De ploegen moeten hetzelfde of complementair werk uitvoeren, zowel qua inhoud als qua omvang.
De vrijstelling kan alleen worden toegepast indien de werknemers in de betrokken maand minstens 1/3 van hun arbeidstijd in ploegen gewerkt hebben.
- Minimumloon: elke werknemer van de ploeg, behalve de studenten of leerlingen, moet een minimum bruto uurloon ontvangen. In 2019 ging het om een bruto uurloon van € 13,99. Het geïndexeerde bedrag voor 2020 bedraagt € 14,19.
De werkgever moet geen ploegenpremie betalen. Anderzijds komt een werknemer die wel een ploegenpremie ontvangt, maar geen uurloon van € 14,19 heeft, niet in aanmerking voor de vrijstelling.
2. Hoeveel bedraagt het voordeel?
In 2019 bedroeg de vrijstelling 6% van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de betrokken werknemers samen.
Vanaf 1 januari 2020 wordt de vrijstelling opgetrokken tot 18% van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de betrokken werknemers samen.
Accuria vzw
05/02/2020